Banken en beschermingsbewind

Over het onderwerp banken kan de gemiddelde bewindvoerder wel een boek schrijven. De gemiddelde bank waarschijnlijk ook over bewindvoerders, maar goed.

Banken en bewindvoerders hebben overigens ook iets gemeen. Ze worden beide geteisterd door (terecht- of onterechte) negatieve beeldvorming in de media en gaan als gevolg daarvan gebukt onder steeds verdergaande regelgeving,  bureaucratie en kwaliteitscontroles. Hoe  onvermijdelijk en geheel terecht deze maatregelen ook zijn, we moeten bewaken of controle nog opweegt tegen de tijd, kosten en effectiviteit van deze regels. Daarnaast moet de effectiviteit van deze kwaliteitseisen periodiek getoetst worden. Maar door wie?

We moeten oppassen dat er geen cultuur ontstaat waarin het maken van fouten wordt afgestraft en het verdoezelen van fouten op de loer ligt. Een cultuur van indekken tegen mogelijke fouten in plaats van het ontwikkelen van vaardigheden om fouten op te lossen. Het woord “schijnveiligheid” komt regelmatig bij mij op tijdens mijn werk. Begrijp mij goed. Niet tijdens de uitvoering van werkzaamheden in het belang van de rechthebbende (of cliënt), maar tijdens de besteding van (teveel)  tijd aan het uitleggen aan derden welke regels er allemaal zijn. Iedereen benadert de zaken vanuit zijn/haar eigen invalshoek, maar het is slechts weinigen gegeven om het geheel te overzien en te begrijpen. Waarbij ik direct opmerk dat ook ik regelmatig het spoor volledig bijster ben en er in discussies met andere betrokken partijen niet meer uit kom.

Vervelende is echter dat ik als bewindvoerder van deze partijen wel afhankelijk ben voor de correcte uitvoering van mijn taken. Als ik het heb over “partijen” dan doel ik hierbij o.a. op branche- en beroepsorganisaties, gemeenten, rechtbanken en ook banken.

Maar goed, deze column gaat eigenlijk over banken. De overige genoemde organisaties komen in volgende columns vast nog wel eens aan de beurt.

De casus

Afgelopen week had ik het genoegen om contact te mogen hebben met bank A.

Het betrof eigenlijk een heel eenvoudige zaak, maar ik heb gemerkt dat alles wat afwijkt van het “normale” al snel te ingewikkeld is. Niet alleen voor banken.

Een zeer vermogende cliënt, wiens goederen “normaal” onder bewind waren gesteld,  omdat er sprake is van niet aangeboren hersenletsel, mocht zelf weer van de kantonrechter over zijn loon/uitkering beschikken. Er kwam dus een nieuwe beschikking waarin (vanaf datum beschikking) alleen nog het vermogen én de inkomsten uit dat vermogen onder bewind staan.

Het liquide vermogen van rechthebbende stond op een rekening bij bank B én was ondergebracht in een onroerend goed portefeuille. De beheer- en zakgeldrekening (die vanaf datum beschikking dus niet meer tot het onder bewind gesteld vermogen behoren) waren ondergebracht bij bank A.

Bank A wordt door de bewindvoerder op de hoogte gebracht van de wijziging van de reikwijdte van het bewind en verzocht om rechthebbende weer volledig zeggenschap over de beheer- en zakgeldrekening te geven. Bank A weigert dit echter. Zucht……….

Nadat eerst schriftelijk een verzoek is ingediend dat niet in behandeling werd genomen, ontstaat de volgende mailwisseling. Hopelijk hebben andere bewindvoerders baat bij het lezen van de mailwisseling. Soms moet je blijkbaar je spierballen even laten zien om beweging te forceren.

Bewindvoerder:

Wij zijn ontslagen als bewindvoerder over een deel van de goederen van cliënt X. Dit heeft tot gevolg dat wij geen bewindvoerder meer zijn over de bankrekeningen bij uw bank.

Ik verzoek u de beperkingen als gevolg van het bewind van de rekeningnummers bij uw bank  op te heffen. Omdat  hiervoor geen  formulier te  vinden is op uw website doe ik u dit verzoek per mail toekomen.

Bank A:

Wij hebben uw e-mail ontvangen inzake de wijziging in de beschikking.

Uit de  beschikking blijkt dat er een onderbewindstelling blijft bestaan over het vermogen en de inkomsten uit het vermogen. De aanwezige rekeningen zijn vermogen en de rente die wordt uitgekeerd over deze rekeningen zijn inkomsten uit vermogen.

 Dit houdt in dat de onderbewindstelling bij ons waar cliënt rekeningen aanhoudt ook blijft bestaan.

Wij zullen daarom geen wijzigingen doorvoeren.

Bewindvoerder:

De rekeningen bij Bank A van rechthebbende  zijn rekeningen waarvan de vaste lasten worden betaald en waarop het reguliere inkomen binnen komt. In tegenstelling tot hetgeen u stelt in uw mail betreft dit niet het vermogen van rechthebbende. 

Het vermogen van rechthebbende is namelijk ondergebracht in onroerend goed en op een vermogensrekening bij bank B en niet bij uw bank.

Derhalve is uw “mening” over wat wél en niet onder het vermogen van rechthebbende valt onjuist en weinig relevant. Dit bepalen wij als bewindvoerder immers, samen met de wilsbekwame rechthebbende of de kantonrechter. U bent hierin geen partij, met alle respect. 

Stel dat u wel gelijk zou hebben, dan geldt alsnog dat de wet van toepassing is en daarin staat (artikel 1:438 BW) dat rechthebbende slechts met toestemming van zijn bewindvoerder over zijn onder bewind gestelde goederen kan beschikken. 

Dus mocht u nog niet overtuigd zijn van, en geen gehoor willen geven aan ons verzoek om rechthebbende weer volledige zeggenschap te geven over bovengenoemde rekeningen, dan geef ik hierbij in mijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van rechthebbende, toestemming aan hem om over de rekeningen te mogen beschikken alsof hij volledig handelingsbevoegd is. Waarmee alsnog mijns inziens elke belemmering  om aan ons verzoek gehoor te geven weggenomen zou moeten zijn. 

Ik ga er dan ook van uit dat u één en ander in orde maakt en alsnog z.s.m. gehoor geeft aan ons verzoek. 

Bank A:                  

Wij hebben de casus  voorgelegd aan onze jurist om zeker te weten dat wij handelen conform de uitspraak van de rechtbank. Wij mogen alleen handelen op basis van de beschikking van de kantonrechter. Uit de beschikking wordt niet duidelijk wat wordt verstaan onder het vermogen. Wel verwijst de kantonrechter naar een mede door u verzonden brief. Graag ontvangen wij deze brief, zodat wij kunnen zien op welke informatie de kantonrechter zich gebaseerd heeft. 

De voornoemde brief  geeft ons hopelijk de duidelijkheid over wat de kantonrechter heeft verstaan onder het vermogen. Wanneer dit het geval is kunnen wij handelen conform de beschikking van de kantonrechter. 

Bewindvoerder: 

Deze informatie is voor de uitvoering van de opdracht niet relevant. Nogmaals. De bewindvoerder bepaalt samen met de wilsbekwame rechthebbende hoe uitvoering wordt gegeven aan het bewind, los van wat volgens u wel- dan niet onder het bewind valt.

U loopt geen enkel risico zolang u in opdracht van de bewindvoerder handelt. Sterker nog. Mocht u in opdracht van mij iets doen wat niet klopt, dan is de bewindvoerder hiervoor aansprakelijk  en niet u. 

Om rechthebbende niet de dupe te laten worden van deze al veel te lang durende discussie,  zal ik een advocaat benaderen om een kort geding te starten. Dit heb ik inmiddels gedaan. 

Mocht ik uiterlijk vandaag voor 17:00 uur geen bevestiging van u hebben ontvangen dat u de opdracht heeft uitgevoerd, dan zal ik u z.s.m. op een door de voorzieningenrechter te bepalen tijdstip in kort geding betrekken. 

Een afschrift van dit bericht heb ik naar de advocaat en de wilsbekwame rechthebbende verzonden. 

Bank A: 

Bedankt voor uw e-mail. 

In overleg met onze juridische afdeling gaan wij het bewind opheffen. U krijgt hier geen bevestigingsbrief van. De onderbewindgestelde wordt door ons op de hoogte gebracht van het einde bewind. 

Oftewel: Eind goed, al goed.